Leerlingen maken in hun sociale of gezinsleven soms moeilijke perioden door of kunnen negatieve schoolervaringen hebben waardoor zij het spoor bijster raken. Het is van cruciaal belang dat leermoeilijkheden, sociaal-emotioneel leed of motivatieverlies vroeg worden opgespoord, voordat zij resulteren in schoolverzuim of ongepast gedrag. Scholen moeten een monitoringsysteem/systeem voor vroegtijdige waarschuwing op poten zetten in samenwerking met de familie. Doeltreffende opsporing en monitoring moeten niet worden gezien als een bureaucratisch proces of een tuchtprocedure waarin alleen gevallen van schoolverzuim of ongepast gedrag worden bijgehouden en aangepakt, maar meer als een ondersteunend (waarschuwings-)systeem. Leerlingen moeten weten dat zij ertoe doen en dat er voor hen wordt gezorgd.
Hoewel het monitoren van de aanwezigheid en de leervorderingen essentieel blijft, is ook een ruimer zicht op de afzonderlijke leerlingen en hun specifieke situatie nodig. Een vroegtijdige opsporing moet gebaseerd zijn op de persoon als geheel, waarbij ook rekening wordt gehouden met sociale, familiale en emotionele factoren. Er moet ook voldoende aandacht worden besteed aan de impact van cruciale levensgebeurtenissen (waaronder traumatische gebeurtenissen) op de persoonlijke ontwikkeling van de jongere.
Monitoring betekent het continu bijhouden van een breed scala aan aspecten, waaronder het sociaal-emotionele welbevinden van leerlingen, het gevoel van aansluiting bij de school, de leerprocessen, de schoolresultaten, de aanwezigheid, het gedrag en alle overige relevante informatie. Hoewel deze cognitieve en emotionele processen lastiger te controleren zijn, laten zij toe nog vroegere tekenen van motivatieverlies op te sporen, nog voordat dit tot uiting komt in spijbelen en ongepast gedrag. Niet al deze elementen moeten formeel worden opgetekend, maar zij kunnen wel nuttig zijn bij het opsporen van veranderingen die kunnen wijzen op belemmerende factoren voor de ontwikkeling en de schoolprestaties van leerlingen. Minder duidelijke indicatoren van sociaal-emotioneel leed worden door leerkrachten en ondersteunend personeel het best opgemerkt wanneer zij een vertrouwensband en een hartelijk contact met de leerling hebben en nauw met diens familie samenwerken.
Er kunnen verschillende methoden en routines worden gebruikt, maar het is essentieel dat het in kaart brengen van risicoleerlingen wordt gevolgd door snelle en gerichte interventies. Er zijn drie interventieniveaus:
- Universele ondersteuning – voor alle studenten
- Gerichte ondersteuning – voor groepen studenten met matige risico's of behoeften
- Individuele ondersteuning – intensieve interventie waarbij het risico of de behoefte chronisch of zeer hoog is
Bij de constatering van probleemsignalen moet onmiddellijk actie worden ondernomen vanuit een holistisch en gemeenschapsgericht ondersteunend kader om leerlingen te helpen moeilijkheden te overwinnen en hun onderwijstraject te vervolgen. Specifieke interventies moeten vergezeld gaan van nauwlettend toezicht en evaluatie. Voor deze evaluaties moet gebruik worden gemaakt van zowel harde indicatoren, zoals cijfers over schoolverzuim, als zachte indicatoren, zoals onderzoeken naar het welbevinden van leerlingen en hun gevoel van aansluiting bij de school.
Meer informatie:
Europese Commissie, Early warning systems in Europe: practice, methods and lessons. Thematische werkgroep over voortijdig schoolverlaten, Brussel, 2013.
Europese Commissie/EACEA/Eurydice/Cedefop, Tackling Early Leaving from Education and Training in Europe: Strategies, Policies and Measures, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2014.
Juhasz, J., Final report on Crocoos – Cross-sectoral cooperation focused solutions for the prevention of early school leaving project background research, Deel II, Tempus Public Foundation, Boedapest, 2015, blz. 3-8.
Nouwen, W., Clycq, N., Braspenningx, M., en Timmerman, C., Cross-case Analyses of School-based Prevention and Intervention Measures, projectdocument 6, RESL.eu-project, Centrum voor Migratie en Interculturele Studies, Universiteit Antwerpen, 2016.
Meer lezen:
Baker, D., en Jansen, J., "Using groups to reduce elementary school absenteeism", Social Work in Education, Vol. 22, 2000, blz. 46-53.
Gresham, F.M., Hunter, K.K., Corwin, E.P., en Fischer, A.J., "Screening, Assessment, Treatment, and Outcome Evaluation of Behavioral Difficulties in an RTI Model", Exceptionality: A Special Education Journal, Vol. 21, nr. 1, 2013, blz. 19-33.
Lehr, C. A., Sinclair, M. F., en Christenson, S. L., "Addressing student engagement and truancy prevention during the elementary years: A replication study of the Check & Connect model", Journal of Education for Students Placed At Risk, Vol. 9, nr. 3, 2004, blz. 279-301.
Licht, B. G., Gard, T., en Guardino, C., "Modifying school attendance of special education high school students", Journal of Educational Research, Vol. 84, 1991, blz. 368-373.
McCluskey, C. P., Bynum, T. S., en Patchin, J. W., "Reducing chronic absenteeism: An assessment of an early truancy initiative", Crime & Delinquency, Vol. 50, nr. 2, 2004, blz. 214‑234.
Reinke, W. M., Splett, J. D., Robeson, E. N., Offutt, C. A., "Combining school and family interventions for the prevention and early intervention of disruptive behavior problems in children: a public health perspective", Psychology in the Schools, Vol. 46, nr. 1, 2009, blz. 33‑43.
Sutphen, R.D., Ford, J.P., en Flaherty, C., "Truancy interventions: A review of the research literature", Research on Social Work Practice, Vol. 20, 2010, blz. 161-171.